Meerdere wereldkampioenen verdedigden hun titel niet
Het nieuws van Prost zijn komst naar Williams sloeg in als een bom en het vertrouwen tussen Mansell en het Britse team was onherstelbaar aangetast. De Brit verkoos om zijn titel in 1993 niet te verdedigen en vertrok naar de Amerikaanse inzitterij: de PPG Indycar Series. De Brit won zijn debuutrace en won dat jaar ook de titel. Zo werd hij tevens de eerste, en steeds enige, rijder die tergelijkertijd regerend wereldkampioen F1 en Indycar kampioen was. In een speciale clausule in zijn contract weerde Alain Prost de komst van Ayrton Senna als diens teamgenoot voor het seizoen 1993. Damon Hill zou vervolgens met het startnummer 0 in de tweede Williams stappen.
Omdat de clausule om Senna als teamgenoot te weren slechts één jaar geldig was en de 51-voudige Grand Prix winnaar de Braziliaanse drievoudige wereldkampioen niet naast zich wou voor 1994 besloot ook hij om de F1 de rug toe te keren. Daags voor het behalen van zijn vierde titel, tijdens de Grote Prijs van Portugal, hield Prost een persbijeenkomst waar hij zijn pensioen aankondigde. Voor een tweede jaar op rij zou de regerende wereldkampioen zijn titel niet trachten te verlengen. De eerste keer dat een wereldkampioen zijn titel in de koningsklasse van de autosport niet zou verdedigen dateert al van 1952. De legendarische Juan Manuel Fangio was de eerste die dit overkwam, maar het was niet zijn keuze.
Nadat de kampioen van 1951 ernstig geblesseerd raakte tijdens een crash in Monza miste de Argentijn het ganse seizoen 1952, dat toen uit acht races bestond. Fangio keerde een jaar later terug naar de eenzitterij en won elke wereldtitel tussen 1954 en 1957. In 1958 was het de Brit Mike Hawthorn die voor Scuderia Ferrari de wereldtitel op zijn naam schreef, met slechts één puntje voorsprong op Sir Stirling Moss. Met de tragische dood van teamgenoot en vriend Peter Collins dat jaar tijdens de Grote Prijs van Duitsland besloot de Brit de F1 te verlaten. Volgens sommige geruchten leed Hawthorn aan een terminale nierinfectie. In 1959 vond de Brit de dood in een verkeersongeval.
De supergetalenteerde Jochen Rindt was de zogenaamde 'man to beat' in 1970. Met een immense voorsprong in het wereldkampioenschap na zeges in Monaco, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland verloor de Oostenrijker zijn leven tijdens de oefensessie van de Grote Prijs van Italië op het circuit van Monza. Niemand kon de kloof met Rindt uiteindelijk dichten, ook al kwam onze landgenoot Jacky Ickx dichtbij, maar strandde op vijf punten van de overleden WK-leider. In 2011 vertelde Ickx in het Engelse Motorsport magazine opgelucht te zijn de titel toen niet gewonnen te hebben. Hij wou niet winnen tegen iemand die zich niet kon verdedigen...
1973 was de laatste campagne van Sir Jackie Stewart. Met maar liefst 14 poleposities, 22 zeges, 35 podiumplaatsen en twee wereldtitels was de Schot een gevreesde rivaal op het circuit. Meer succes volgde dat jaar met maar liefst 5 zeges, dat zijn totaal bracht naar een toenmalig record van 27 overwinningen, en een derde wereldtitel. Maar het was een jaar dat bekend stond voor meerdere tragedies. In het voorlaatste Grand Prix weekend van het seizoen verloor Stewart zijn teamcollega François Cevert. De Schot besloot om onmiddellijk zijn helm aan de haak te hangen en eindigde zijn F1-carrière een race vroeger dan gepland. Hij keerde in 1997 echter terug naar de sport die hem zoveel gaf en werd samen met zijn zoon Paul teambaas van zijn eigen renstal: Stewart Grand Prix.
Foto's: Georges De Coster, Racing International Photography, Archief Van Hool & Joost Evers - CC BY-SA 3.0 nl
Tweet